Er was eens een man die op zijn werk een black-out kreeg. In een kortstondig moment verloor hij vat op het leven. Hij kon niet adequaat reageren toen een heftruck hem naderde. En zo werden zijn bekken verbrijzeld. Collega’s grepen razendsnel in en zorgden dat de man aan het noodlot ontsnapte. De ambulancebroeders zagen dat hij nog bij kennis was – de opgeroepen traumahelikopter kon gelukkig zonder passagier terugkeren. Alles leek mee te vallen. Na de operatie een week of twee revalideren en dan weer aan het leven deelnemen. De ziekenhuisopname werd echter veel langer dan twee weken. Er ging van alles mis, goed mis. Het noodlot was dan wel eerder succesvol afgewend maar sloeg hard terug doordat allerlei medische complicaties optraden. Deze man mocht zich helaas van kinds af aan rekenen tot de risicogroep en moest daarom om het hardst vechten voor zijn leven. Het gewone ziekenhuisbed werd een langdurige plek op de Intensive Care waar familieleden telkens om de beurt even naast zijn bed konden zitten. Tussen vrees en hoop vonden zij een manier om de in slaap gehouden man moed te geven zonder dat zij het zelf wisten. Ze kwamen elke dag. Elke dag lazen de IC-medewerkers de bezorgdheid in hun ogen. Maar ze gaven niet op en legden hun hand op die van hem. Praatten wat. Ze bleven kalm en legden het lot in de handen van de artsen en verpleging. Zij, op hun beurt, putten onbewust kracht en hoop uit de kleine – op het oog – doodnormale handelingen van het bezoek aan zijn bed. Uiteindelijk zette de genezing in. Langzaam kwam zijn leven weer op gang. Maar hij moest er heel veel voor doen en nog veel meer voor laten. Twee weken werden ruim twee maanden. En nog veel langer want complicaties laten zich niet zo makkelijk opruimen. Na twee jaar was de man weer helemaal fit en kon volop deelnemen aan het leven. Hij was weer vrij.
Op 23 maart 2020 werd ons verteld dat we ruim twee maanden niet aan het normale leven kunnen meedoen. Veel mensen worden ongemeen hard getroffen. Ze vechten misschien wel voor hun leven. Of voor hun zaak. Hun broodwinning. Anderen zijn boos en richten hun pijlen op mensen die dingen verkeerd aanpakken, moedwillig of onbewust. Zijn verdrietig en voelen zich onmachtig met deze totaal onbekende situatie. Het leven wat het was kan niet meer doorgaan. Feestjes, festivals. Met elkaar eropuit gaan. Ongedwongen winkelen. Voetbal. Museumbezoek, naar een band. Je vrienden een kus kunnen geven. Je gezond voelen, je vrij voelen. Het kan niet meer, de komende ruim twee maanden.
De hand op ons hart, het praatje door de telefoon. Kalmte bewaren. Vertrouwen hebben in mensen die zorgen en zij die werken voor ons leven. Deze – op het oog – doodnormale handelingen zetten genezing in.
Joke van der Zee.